De oudste geschiedenis begint in 1616. Op de stadsveiling van erven worden no. 16 en 17 gekocht door de houtkoper Gerrit Wiggertsz Duysentdaelders. Borg en medestander was de ijzerkramer Barent Evertsz Keteltas, met wie Duysentdaelders veel samenwerkte. Keteltas’ zaken gaan mis met als gevolg daarvan worden deze erven met nog een aantal andere, “eertijts gecoft bij Barent Evertsz Keteltas”, in 1619 opnieuw in veiling gebracht.Gerrit Jansz, een kramer, is de koper van erf 16 op 18 januari 1619 en heeft als borgen Pieter Intes, huistimmerman, en Jacob Pietersz Moll. Pieter Intes zal wel het huis gebouwd hebben. Het huis dat gedurende de hele 17e eeuw bekend staat als het huis van kaptein Moll. Zo wordt het ook genoemd in de overdrachten van het buurhuis no. 66 op 21 dec. 1624 aan Lambert Massa en op 5 december 1670 bij executie. Kapitein Moll voer op een oorlogsschip.
Op 26 november 1734 wordt het huis bij willig decreet overgedragen door Geertruid Daniels, weduwe Jan Mol, te Warmond voor ƒ 15000,- aan Christina Soutman, echtgenote van Everardus Hollingerus. In 1737 wordt het huis op de Keizersgracht verbouwd. De verponding wordt daarna verhoogd van ƒ 61,15 naar ƒ 75.- wegens melioratie. Stellig zijn er dan de extra woonverdieping en de pakzolders, die zich nog door hun rode steen van de oudere gele steen onderscheiden, toegevoegd. Het hierdoor een van de hoogste koopmanshuizen van de stad. Het huis heeft een rijk versierde topgevel in de zware vormgeving van de Lodewijk XIV-stijl heeft putti (kinderfiguren) in de klauwstukken en wordt toegeschreven aan Jan van Logteren. De putti stellen links, de handel (zie de gevleugelde hoed, een attribuut van Mercurius) voor, rechts de Aarde (zie korenaren).
Op 18 april 1741 wordt het huis voor ƒ 15.000,- overgedragen aan de doopsgezinde koopman Jacobus Hoorens. Die moet meer betaald hebben, daar in de zeven jaar eigendom van Christina Soutman een grote verbouwing heeft plaats gehad. Wanneer in 1742 Jacobus Hoorens kinderloos sterft, wordt het huis voor de collaterale successie op ƒ 16.000.- getaxeerd. Margereta Hooft, de weduwe, hertrouwt op 28 januari 1744 met Wilhem Willink, een weduwnaar met een dertienjarig dochtertje. Zij gaan wonen in het huis aan de Keizersgracht. Hij zal het huis, dat nu zijn eigendom is, wel heel mooi hebben laten inrichten en o.a. de plafondschilderingen met Vader Tijd in de zaal en met Ceres in de binnenkamer hebben laten aanbrengen. Of hij aan het achterhuis nog wat verbouwde, is niet zeker, maar dat de verponding nu niet meer is verhoogd.
In de jaren '50 wordt het pand bouwvallig. De bovenste twee verdiepingen, inclusief de topgevel, zijn in 1959 gedemonteerd en opgeslagen. In 1962 is het huis door Stadsherstel Amsterdam NV aangekocht, waarna in 1972-1973 een volledige restauratie plaatsvind. Het bovenste deel van het huis is herbouwd, waarbij de originele topgevel is herplaatst. Ook de stoep dan weer hersteld, maar de toegangsdeur (uit ±1800) komt van elders.
In de tuin is het tuinhuis van Keizersgracht 587, dat in 1917 is gesloopt, geplaatst. Dit brede tuinhuis, 11 meter, is bijna even breed als de twee panden Keizersgracht 62 en 64 gezamenlijk. Na de restauratie van de panden Keizersgracht 62 en 64 is het Conservatorium van de Vereniging Muzieklyceum in deze panden gevestigd met 25 studio’s. Tegenwoordig zit het Euro Business Center er, dat kantoorruimten verhuurt voor kortere of langere tijd.
Keizersgracht 64 heeft een fraai interieur: een stucgang met rijke ornamenten en (schijn)deuren in Lodewijk XIV-stijl en plafondstukken in drie kamers op de beletage: de voorkamer, de achterkamer en de zaal. Op de binnenplaats zijn twee 18de-eeuwse secreten (WC's) bewaard gebleven, waartussen een houten sierwand staat met twee pilasters, een zgn. secretenwand. De plafondstukken zijn geen van drieën gesigneerd; ze zijn duidelijk van verschillende hand. In de voorkamer bevindt zich een plafondstuk met Prudentia, de voorzichtigheid (herkenbaar aan de attributen slang en spiegel), omringd door vier putti. Het doek is waarschijnlijk uit een ander huis afkomstig. In de achterkamer is Ceres, godin van de landbouw, afgebeeld (herkenbaar aan de korenaren die zij vasthoudt). Een jonge vrouw biedt haar een mand met vruchten aan. De twee putti dragen eveneens symbolen van Ceres (zoals een sikkel). In de zaal, de belangrijkste kamer in het achterhuis, eveneens op de hoofdverdieping, stelt het plafondstuk Vader Tijd voor (met het attribuut de zandloper op zijn hoofd) en Geometrie (met de attributen hemelbol en sextant). Dit is waarschijnlijk in opdracht van Wilhem Willink gemaakt in 1744-1745 die er van 1744 tot 1761 in woont.
Bronnen, www.keizerskroon.nl, Amstelodanum 1975, maandblad pag. 25 e.v.
Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, wilt u dan ook het huisnummer erbij vermelden.
Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren.
Foto's of andere informatie vande panden kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.